Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE0941

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Actieplan ondernemerschap 2020 „De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen” (COM(2012) 795 final)

PB C 271 van 19.9.2013, p. 75–80 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.9.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 271/75


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Actieplan ondernemerschap 2020 „De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen”

(COM(2012) 795 final)

2013/C 271/14

Rapporteur: Gonçalo LOBO XAVIER

Corapporteur: Ronny LANNOO

De Commissie heeft op 18 maart 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

Mededeling van de Commissie – Actieplan ondernemerschap 2020 „De ondernemingsgeest in Europa nieuw leven inblazen”

COM(2012) 795 final.

De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 29 april 2013 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 22 en 23 mei 2013 gehouden 490e zitting (vergadering van 23 mei) onderstaand advies uitgebracht, dat met 61 stemmen vóór en 8 stemmen tegen, bij 13 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Europa staat voor enorme uitdagingen en elke lidstaat moet een wezenlijke bijdrage leveren aan het oplossen van de problemen die de economische en financiële crisis aan het licht heeft gebracht. Een van de grootste problemen, de werkloosheid, moet door de lidstaten samen en in onderling overleg worden aangepakt, ongeacht de aard van de werkloosheid en ongeacht welk deel van de samenleving erdoor wordt getroffen. Daartoe moeten de lidstaten een gemeenschappelijke strategie uitwerken, die elk land naar gelang van de plaatselijke omstandigheden en mogelijkheden op eigen wijze moet kunnen invullen.

1.2

Tegen deze achtergrond stelt de Europese Commissie het „Actieplan ondernemerschap 2020” voor, waarmee zij een ondernemerscultuur en een innovatief klimaat wil bevorderen die de Europese economie nieuw leven kunnen inblazen en een echte „Europese ondernemersgeest” kunnen doen ontstaan die de samenleving ertoe kan brengen doelstellingen van algemeen belang te verwezenlijken.

1.3

In dit advies wordt nagegaan wat de meerwaarde is van het „Actieplan ondernemerschap 2020”, een realistisch plan om de ondernemings- en ondernemersgeest nieuw leven in te blazen als echt Europees instrument om de crisis te boven te komen, gericht op investeringen in gestructureerde specifieke en politieke maatregelen op korte, middellange en lange termijn. Deze maatregelen moeten voldoende efficiënt zijn om verandering te brengen in de huidige situatie door de ondernemingszin aan te wakkeren en de samenleving aldus te sturen in de richting van innovatie en economische groei. Met dit beleid moet een impuls worden gegeven aan de oprichting van alle verschillende soorten bedrijven. Ook is het zaak een gunstig klimaat te scheppen voor zelfstandigen, ambachtslieden, vrije beroepen, familiebedrijven, coöperaties en sociale ondernemingen.

1.4

Het EESC vindt dat ondernemerschap niet door de samenleving mag worden beschouwd als de oplossing voor alle problemen, maar moet worden gezien als iets wat de gedragswijziging tot stand kan helpen brengen die noodzakelijk is om een innovatief klimaat te scheppen en het verlangen naar kennis en zakelijke kansen te stimuleren, met als doel duurzame economische groei en sociaal welzijn te realiseren in alle soorten bedrijven.

1.5

Het EESC vreest dat het meerjarig financieel kader dat door de Europese Raad is goedgekeurd, de uitvoering van het „Actieplan ondernemerschap 2020” op de helling zet en dat het plan daardoor niet veel méér wordt dan een pakket goede bedoelingen zonder financiële basis.

1.6

Om het plan te kunnen uitvoeren is een substantiële en duurzame financiering nodig, waarbij ook de structuurfondsen een belangrijke rol kunnen spelen, en het EESC richt een verzoek tot het Europees Parlement om zich hierover te buigen.

1.7

Het EESC herinnert eraan dat de verschillende spelers in het veld over middelen moeten beschikken om best practices op het gebied van ondernemerschap uit te wisselen en te verspreiden, ongeacht hun herkomst (publieke of particuliere sector) of werkterrein.

1.8

Gezien de actieradius en het belang van het „Actieplan ondernemerschap 2020” voor Europa, beveelt het EESC de Europese Commissie en de lidstaten aan dit plan in nauwe samenwerking met de verschillende organisaties die het mkb vertegenwoordigen uit te voeren.

1.9

Het EESC vindt ook dat het beleid ter bevordering van ondernemerschap en het onderwijsbeleid op elkaar moeten worden afgestemd door de leerkrachten erbij te betrekken en kinderen van jongs af aan de essentie van ondernemerschap bij te brengen. Tevens dringt het erop aan deze acties op Europees niveau te coördineren, om te zorgen voor een harmonieuze toepassing van de voorgestelde maatregelen.

1.10

Het EESC zou graag zien dat de Commissie een van de komende twee jaren uitroept tot „Europees Jaar van het ondernemerschap”, naar analogie van andere Europese jaren, om gezamenlijke initiatieven te bevorderen en het begrip „Europees ondernemerschap” zodoende een boost te geven. Dit voorstel doet overigens niets af aan de organisatie van de „EU-ondernemerschapsdag”, waaraan wordt gerefereerd in het voorstel.

1.11

Het EESC verzoekt de Commissie om een vierde actiegebied toe te voegen teneinde de begeleiding, advisering en ondersteuning van bedrijven, met name de kleinste bedrijven, te verbeteren met behulp van intermediaire organisaties.

1.12

Het EESC verzoekt de Commissie, het Parlement en de Raad om, op basis van de ervaringen van verschillende lidstaten, regelingen uit te werken en in te voeren om ouderen die na hun pensionering een eigen bedrijf willen beginnen te helpen en hun leven gemakkelijker te maken.

2.   Het voorstel van de Commissie

2.1

Het EESC vindt dat de drie gebieden waarop de Commissie onmiddellijk wil ingrijpen omdat hiermee een bijdrage wordt geleverd aan het scheppen van een duurzame ondernemings- en ondernemersgeest in Europa, goed gekozen zijn. Wel moeten er tegelijkertijd specifieke maatregelen worden genomen, die lokaal worden uitgevoerd vanuit een „Europees” en op de wereldmarkten gericht perspectief. Ook is het zaak dat de Commissie erop toeziet dat de geplande acties, waar inhoudelijk niets op aan te merken valt, financieel uitvoerbaar zijn.

De drie gebieden waarop onmiddellijk moet worden ingegrepen worden nauwkeurig omschreven:

(a)

onderwijs en opleiding in ondernemerschap om groei en bedrijfsoprichting te ondersteunen;

(b)

versterking van de randvoorwaarden voor ondernemers door bestaande structurele hindernissen weg te nemen en hen te ondersteunen in cruciale fasen van de levenscyclus van een bedrijf, zonder voorbij te gaan aan het belang van financiering;

(c)

dynamiseren van de ondernemerschapscultuur in Europa en koesteren van de nieuwe generatie ondernemers.

Anders gezegd: mensen voorbereiden en opleiden; zorgen voor gunstige omstandigheden voor ondernemerschap; ondernemerschap bevorderen onder de inmiddels gecreëerde omstandigheden.

Wij benadrukken nogmaals dat we het een goed plan vinden, waar de lidstaten zich samen sterk voor moeten maken, maar wij zouden graag een toelichting krijgen bij het financiële plaatje.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Ondernemerschap is een begrip dat reeds is omschreven en erkend als een onderscheidende factor van een ontwikkelde samenleving en als een positieve uiting van de heersende cultuur moet worden gezien (1).

3.2

De manier waarop in de Europese samenleving wordt omgegaan met ondernemerschap kan worden veranderd door de verspreiding van voorbeelden van goede praktijken en succesverhalen, samen met de grondbeginselen van ondernemerscultuur; dit vergt een investering waarbij gebruik moet worden gemaakt van het rijkelijk aanwezige menselijke kapitaal in Europa. In het meerjarig financieel kader moet rekening worden gehouden met deze behoefte aan bevordering en verspreiding van goede praktijkvoorbeelden onder de organisaties en vertegenwoordigers van het mkb in de lidstaten.

3.3

Voor die noodzakelijke gedragswijziging zijn bepaalde ideeën belangrijk die in het voorstel niet de aandacht krijgen die ze verdienen. Kwesties als intellectuele eigendom en auteursrechten zijn hier voorbeelden van, en het EESC verzoekt de Commissie dan ook met klem deze onderwerpen, die essentieel zijn voor het realiseren van de algemene doelstellingen van het voorstel (2), mee te nemen in de verdere uitwerking van de geplande acties. De Commissie en de lidstaten moeten hierover een ferm standpunt innemen in de desbetreffende internationale handelsorganisaties.

3.4

Alle goede bedoelingen ten spijt blijft het voorstel vrij vaag over hoe de beleidsmaatregelen waar de lidstaten zich sterk voor moeten maken, moeten worden uitgevoerd en gecontroleerd. Het EESC vindt dat rekening moet worden gehouden met het feit dat veel van deze beleidsmaatregelen alleen effect zullen hebben als de lidstaten actief deelnemen aan de cultuuromslag, hetgeen in de huidige economische omstandigheden wellicht een moeilijk haalbare kaart wordt als er geen financiële middelen uit Europese bron voorhanden zijn. Het EESC beklemtoont dan ook dat de uitvoering van het Actieplan ondernemerschap 2020 zoveel efficiënter zal verlopen als de vertegenwoordigers van het mkb hieraan meewerken, waardoor wordt gegarandeerd dat degenen voor wie de betreffende kwesties en de noodzakelijke gedragsverandering van belang zijn, erbij worden betrokken.

3.5

Het EESC stelt met verontrusting vast dat er geen specifiek budget is voor de uitvoering van het actieplan en vraagt zich af hoe effectief dit plan kan zijn als er geen realistische begroting is vastgesteld die matcht met de voorstellen. De structuurfondsen kunnen hierbij een bepalende rol spelen en daarom dringt het EESC er bij de Commissie en de lidstaten op aan om deze fondsen op adequate wijze te gebruiken voor het bevorderen van ondernemerschap in de volgende begrotingsperiode. Bij het inzetten van de structuurfondsen moet rekening worden gehouden met de monitoring en evaluatie van de acties.

3.6

Het EESC zou graag zien dat de Commissie een van de komende twee jaren uitroept tot „Europees Jaar van het ondernemerschap”, naar analogie van andere Europese jaren, om relevante, gezamenlijke initiatieven te bevorderen en het begrip „Europees ondernemerschap” te promoten.

3.7

Het EESC juicht het toe dat de Commissie zich inzet voor het afschaffen van de bureaucratische rompslomp waarmee startende ondernemers worden geconfronteerd, en verzoekt de lidstaten samen maatregelen te nemen om de Europese markt te beschermen tegen oneerlijke concurrentie van andere landen of regio's.

3.8

Lidstaten zouden, in het kader van hun programma's ter bevordering van ondernemerschap, speciale socialezekerheidsmaatregelen moeten treffen om ondernemers dezelfde bescherming te bieden als andere werknemers, zodat mensen voor wie „risico” de sleutel is tot het succes van hun initiatieven beter worden beschermd.

3.9

Het EESC is voorstander van de oprichting van een virtueel team van „ambassadeurs van het ondernemerschap”, die het imago van ondernemers en zakenlui aan de hand van succesverhalen trachten te verbeteren en aldus de perceptie van deze beroepsgroepen in de samenleving in positieve zin proberen te veranderen. Deze teams kunnen worden ingezet om de waarden van het ondernemerschap te verspreiden en gemeenschappelijke initiatieven te stimuleren. De Commissie heeft wat dit betreft al het voortouw genomen: ieder jaar brengt zij tijdens de Europese week van het midden- en kleinbedrijf de brochure The Secret of Success uit, waarin ambassadeurs van het ondernemerschap uit de lidstaten geportretteerd worden. Ook het initiatief Startup Europe, dat in het kader van de Digitale Agenda is gelanceerd, verdient in dit verband vermelding.

4.   Specifieke opmerkingen

4.1   Bevordering van ondernemerschap en onderwijs in ondernemerschap

4.1.1

Het EESC beaamt en beklemtoont dat moet worden ingezet op de bevordering van en het onderwijs in ondernemerschap om de voorgestelde doelstellingen op het gebied van de noodzakelijke cultuuromslag in de samenleving te verwezenlijken. Het is van fundamenteel belang dat dat vanaf de eerste schooljaren gebeurt.

Het begrip „ondernemerschap” wordt echter in verschillende sectoren van de maatschappij en in verschillende levensfases van mensen gehanteerd. Het gaat hier dus om bevordering van ondernemerschap in de ruime zin van het woord. De burgermaatschappij is normaal gezien de kweekvijver van sociaal ondernemerschap, dat cruciaal is voor de ontwikkeling van het algemene begrip „ondernemerschap”. Het EESC zou graag zien dat dit begrip wordt erkend en onderschreven.

4.1.2

In alle lidstaten is een opmerkelijke hoeveelheid goede praktijkvoorbeelden aanwezig, die kunnen en moeten worden verspreid en toegepast naar gelang van de kenmerken en de behoeften van elk land. Als deze initiatieven op de juiste manier worden verspreid en bevorderd, kunnen zij bijdragen tot het scheppen van een klimaat waarin een gunstig beeld van het belang van ondernemerschap en ondernemerscultuur bestaat. Het is belangrijk dat er binnen het meerjarig financieel kader voldoende middelen ter beschikking worden gesteld om de autoriteiten en de vertegenwoordigers van het mkb in staat te stellen deze goede praktijken te verspreiden en te bevorderen.

4.1.3

Het EESC staat achter de idee dat goede praktijken op dit vlak moeten worden gestimuleerd, maar vestigt de aandacht erop dat de specifieke kenmerken van elke lidstaat nooit uit het oog mogen worden verloren, m.a.w. dat de maatregelen moeten worden afgestemd op de situatie in elk land.

4.1.4

Er zij op gewezen dat het Entreprise Europe Network (EEN) reeds over voorzieningen beschikt die kunnen worden ingezet om het actieplan te promoten en onder de aandacht te brengen in de lidstaten. Met het oog hierop zou het EEN moeten samenwerken met de verschillende organisaties die betrokken zijn bij de bevordering van het ondernemerschap, vooral de organisaties die banden hebben met het mkb. Feit is echter dat het EEN niet in alle landen even actief is.

4.2   Bevordering van een ondernemerscultuur

4.2.1

Het EESC staat achter de idee om, op basis van succesvolle modellen en voorbeelden van maatregelen die hun nut hebben bewezen, een beleid te voeren dat de samenleving enthousiast maakt voor het ondernemerschap. De samenleving staat meestal wel open voor goede voorbeelden en dat is een uitstekende manier om het begrip „ondernemersgeest” een positieve connotatie te geven en bepaalde doelgroepen meer zelfvertrouwen te geven.

4.2.2

Het is echter, zoals gezegd, absoluut noodzakelijk om mensen van jongs af aan vertrouwd te maken met de ondernemerscultuur. Het promoten van ondernemerschap en innovatie heeft wel degelijk effect bij de doelgroepen. Jongeren raken gemotiveerd en reageren goed op de stimulans die uitgaat van een cultuur en een sfeer die bevorderlijk zijn voor het zelfstandig en op eigen verantwoordelijkheid „creëren van iets”, en zijn enthousiast over de prestaties die zij helemaal zelf hebben neergezet. Hoe vroeger jongeren worden betrokken bij projecten waarbij zij het ondernemerschap in de praktijk kunnen leren en het goede voorbeeld kunnen geven van een cultuur van ondernemerschap en van samenwerking tussen individuen met dezelfde doelen en waarden, des te beter zullen de toekomstige resultaten zijn. Dat is ook de reden waarom leerkrachten een belangrijke rol spelen in de verandering van gedragspatronen en waarom het EESC initiatieven steunt die hen helpen deze gedachte gemeengoed te maken. Een goed voorbeeld van een programma dat ondernemerschap aanmoedigt en leerkrachten daarbij betrekt, is „F1 in Schools (3). Vermeldenswaardig zijn ook de conclusies van het verslag „Entrepreneurship in education”, waarin een overzicht wordt gegeven van de verschillende strategieën die in Europa worden gevolgd om onderwijs in ondernemerschap te bevorderen (4).

4.2.3

Het EESC wijst erop dat er niet zoiets bestaat als een uniforme ondernemerscultuur; er zijn verschillende culturen, die variëren naar gelang van de omvang en de aard van de bedrijfsactiviteit en de bedrijfstak. Stimuleringsmaatregelen moeten dus op alle soorten bedrijven zijn gericht en mogen niet uitgaan van een standaardmodel. Zij moeten ook op de partners van de onderneming zijn gericht, m.n. banken, overheden en media, om ervoor te zorgen dat zij rekening houden met deze culturele verschillen in hun informatie en hun beleidskeuzes.

4.2.4

Het EESC wijst de EU-instellingen en de lidstaten op de noodzaak om de diversiteit van alle bestaande ondernemingsvormen te beschermen en in stand te houden met het oog op de onverkorte benutting en voltooiing van de interne markt en het Europees sociaal model en doet dan ook een aanbeveling in die zin. Alle ondernemingsvormen weerspiegelen een aspect van de Europese geschiedenis en iedere vorm reflecteert ons gedachtegoed en onze culturen (5). Zowel de diversiteit als het pluralistische karakter van die ondernemingsvormen moeten uitdrukkelijk worden vastgelegd en tot hun recht komen in een Europees actieplan, mede om aan ondernemerschap in Europa volledig vorm te geven en dat ondernemerschap te bevorderen.

4.3   Bevordering van een bedrijfsvriendelijk klimaat

4.3.1

Het is duidelijk dat het grote publiek ervan bewust moet worden gemaakt dat de oprichting van bedrijven het resultaat is van de inspanningen van een gemeenschap die erkenning en waardering toont en openstaat voor de meerwaarde die door ondernemers en zakenlieden wordt gegenereerd. In de huidige economische omstandigheden is het des te relevanter dat hun rol door iedereen als constructief wordt ervaren.

4.3.2

Behalve de adequate bevordering van een ondernemerscultuur is er ook een echt duurzaam en stabiel kader nodig, met name op het gebied van wetgeving, voor wie wil investeren en het risico wil nemen om een idee, concept of bedrijf te ontwikkelen.

4.3.3

Het is inderdaad van essentieel belang dat het opzetten van bedrijven wordt bevorderd en de overdracht van met sluiting of faillissement bedreigde bedrijven wordt vergemakkelijkt. Maar het is van even groot belang dat bestaande bedrijven worden gesteund. Een bedrijf maakt tussen zijn oprichting en sluiting een hele levenscyclus door, waarvoor specifieke beleidsmaatregelen nodig zijn die een betere regelgeving voor het scheppen van banen koppelen aan de bevordering van duurzame economische activiteiten, innovatie en het concurrentievermogen op de interne markt en binnen de gemondialiseerde economie.

4.3.4

De lidstaten moeten eindelijk werk maken van de positieve harmonisatie van de voorwaarden voor het creëren van optimale omstandigheden voor het opzetten van bedrijven en het ontwikkelen van zakelijke en sociale activiteiten, rekening houdend met de meest uiteenlopende bedrijfsvormen en -structuren. Succesvolle voorbeelden als de verschillende vormen van collectieve participatie in het bedrijfskapitaal of het opzetten van coöperaties kunnen als leidraad fungeren voor de veranderingen die de lidstaten moeten stimuleren (6).

4.3.5

Het EESC pleit ervoor dat de informatie over de voorwaarden voor het starten van een onderneming duidelijker wordt en in alle lidstaten hetzelfde is, zodat het gelijke speelveld de ondernemersgeest aanwakkert. Ook moet met inachtneming van de verschillende ondernemingsvormen toegang worden verleend tot ondersteunende diensten.

4.3.6

Het EESC vindt ook dat de kwestie van financiering een Europese kwestie is die door alle lidstaten met de grootste zorg moet worden behandeld. Maar geld is een schaars goed en de kleine ondernemer die een project wil starten is hiervan het meest de dupe. Daarom is het van primordiaal belang om de financieringsmechanismen voor dergelijke initiatieven, zoals onderlinge-waarborgsystemen of gesubsidieerde kredietlijnen, te versterken. Dergelijke regelingen zijn van essentieel belang voor kleine ondernemers die op de „gewone” markt hun financiering niet rond krijgen (7).

4.3.7

Het EESC staat dan ook achter de geplande verbetering van de instrumenten ter ondersteuning van innovatieve projecten en projecten die een risico inhouden dat recht evenredig is met het innovatieve karakter ervan. Ook financiële ondersteuning voor het testen, demonstreren en op proef toepassen van nieuwe technologieën is een goede zaak vanwege het multiplicatoreffect ervan in de samenleving.

4.3.8

In deze buitengewoon lastige tijden voor ondernemingen kan het EESC zich vinden in het beleid dat de overdracht van ondernemingen beoogt te vereenvoudigen; dergelijke transacties moeten immers als een uitgelezen kans worden beschouwd om bepaalde economische sectoren uit het slop te halen en daarmee ook de arbeidsmarkt een nieuwe impuls te geven.

4.3.9

Wat hier eveneens belangrijk is, is de kwaliteit van de geldende wetgeving op het gebied van de interne markt. Op dit vlak hebben de lidstaten nog heel wat werk te verrichten, maar er is geen weg terug.

4.4   Weg met het stigma op „faillissement”: een faillissement hoeft niet het einde van de wereld te betekenen, maar kan en moet worden gezien als onderdeel van een groeiproces als daaruit tenminste de nodige lessen worden getrokken.

4.4.1

Er wordt veel gesproken over „Amerikaanse” of „Angelsaksische” toestanden, wanneer het over faillissementen of „tweede kansen” gaat. Het EESC is het ermee eens dat de samenleving als geheel anders naar ondernemers, en naar hun veerkracht in geval van een eerder faillissement, moet gaan kijken. Daarom moeten er mechanismen in het leven worden geroepen die ondernemende types die iets innovatiefs willen ontwikkelen helpen om te volharden in hun keuzes. Het „falen” van een eerste poging om iets op te zetten kan en moet, met name door het financiële systeem, worden gezien als een kans om de dingen beter te doen en bij een volgend bedrijfsproject beter beslagen ten ijs te komen, en mag niet als „het einde van de wereld” worden beschouwd. Het EESC denkt ook dat het contraproductief kan werken als er te veel wordt gehamerd op een bepaalde cultuur. Gezond verstand en een evenwichtig oordeel moeten altijd vooropstaan.

4.5   Meer steun voor het mkb en andere vertegenwoordigers

4.5.1

Het EESC deelt de mening dat de regels voor bedrijven duidelijk en eenvoudig moeten zijn voor iedereen die een actieve rol wil spelen in hun oprichting en ontwikkeling. Het is een goede zaak dat de Commissie en de lidstaten het mes willen zetten in de bureaucratische rompslomp die komt kijken bij de oprichting en modernisering van bedrijven. Het starten van een onderneming - of dat nu in de industriële sector, de dienstverlening of de technologiebranche is – moet eenvoudig en snel gaan, maar moet ook voldoende onderbouwd zijn om excessen of misverstanden te vermijden, zowel voor de startende ondernemer als voor de regelgevende instanties.

4.5.2

Het EESC neemt met instemming kennis van de aankondiging van de Commissie dat er een werkgroep wordt samengesteld om de specifieke behoeften van ondernemers van vrije beroepen met betrekking tot zaken als administratieve vereenvoudiging, internationalisering of toegang tot financiering te onderzoeken. Het EESC wijst er ook op dat rekening moet worden gehouden met het subsidiariteitsbeginsel en de specifieke rol van vrije beroepen in veel lidstaten, teneinde de ontwikkeling van een „Europees Handvest voor vrije beroepen”, naar analogie van het „Europees Handvest voor kleine ondernemingen”, te stimuleren.

4.5.3

Het EESC staat positief tegenover bedrijfsadviesbureaus en bedrijfsondersteunende diensten, maar vindt dat er ook multidisciplinaire teams nodig zijn die een gedegen kennis van de markt en haar kenmerken hebben. Men zou daarbij gebruik kunnen maken van de gezamenlijke ervaring van voormalige en door de wol geverfde ondernemers die bereid zijn hun kennis te delen met „nieuwe” ondernemers en die aldus een vruchtbare dialoog tussen de generaties tot stand brengen. Het is belangrijk dat dergelijke activiteiten niet puur op vrijwillige basis plaatsvinden, maar worden geschraagd door stimuleringsmaatregelen die ervoor zorgen dat mentoren en ondernemers beiden de vruchten plukken van de waardecreatie. Dit is tevens een manier om mensen die nog steeds in staat zijn om de samenleving behulpzaam te zijn, maar niet meer volledig actief zijn op de arbeidsmarkt, erbij te betrekken.

4.5.4

De samenwerkingsnetwerken voor kleine en middelgrote bedrijven zouden moeten worden aangemoedigd, aangezien deze netwerken de duurzaamheid van kleine en middelgrote bedrijven aanzienlijk verbeteren dankzij de schaalvoordelen (het delen van de kosten voor marketing, collectieve aankopen of andere gemeenschappelijke diensten, samenwerking tussen bedrijven die complementaire goederen of diensten leveren, mogelijkheden voor innovatie en internationalisering).

4.5.5

Behalve administratieve vereenvoudiging en begeleiding van startende ondernemers is ook advisering („coaching” en „mentoring”) door bedrijfsorganisaties van groot belang omdat kleine en middelgrote ondernemingen, m.n. micro-ondernemingen, anders in hun eentje de weg naar Europese financiële steun en subsidies niet weten te vinden en niet kunnen innoveren, hun concurrentiepositie niet kunnen ontwikkelen en geen prioritaire maatregelen in het kader van de Europa 2020-strategie kunnen nemen, ook al zijn zij daarbij rechtstreeks betrokken. Het EESC betreurt dat er in het actieplan niet wordt gerept over betere coaching/mentoring door bedrijfsorganisaties. Het Comité stelt voor om een vierde actiegebied toe te voegen, teneinde dergelijke coachingsacties – met name voor de kleinste ondernemingen – met behulp van intermediaire organisaties te stimuleren.

4.6   Steun voor specifieke groepen

4.6.1

Het EESC schaart zich achter doelgerichte maatregelen om groepen in de samenleving die een steeds belangrijker rol spelen in de gezamenlijke inspanningen om doelstellingen van deze aard te verwezenlijken, tot actie aan te zetten.

4.6.2

Het EESC staat welwillend tegenover beleidsmaatregelen om de in het plan genoemde groepen (werklozen, vrouwen, senioren, jongeren, gehandicapten en migranten) enthousiast te maken voor het ondernemerschap en het starten van een eigen bedrijf, en te overtuigen van de maatschappelijke waarde daarvan. Als deze groepen de bestaande goede praktijken promoten en verspreiden, dan wordt een bredere aanpak mogelijk en kan een doelgericht beleid worden gevoerd. Het EESC beaamt dat deze groepen de samenleving kunnen helpen mobiliseren rond deze thema's en steunt maatregelen die hen kunnen overtuigen van de waarde van ondernemerschap en innovatie, zodat zij worden gestimuleerd om deze Europese uitdaging aan te gaan.

4.6.3

Het EESC vestigt de aandacht van de Europese instellingen er met name op dat gepensioneerden steeds vaker (opnieuw) een eigen bedrijf beginnen. Dat heeft vooral te maken met de hogere levensverwachtingen, de ontwikkelingen op het gebied van de volksgezondheid en de behoefte aan extra inkomsten wegens de effecten van de crisis op de ouderdomspensioenen. Het Comité verzoekt de Commissie, het Parlement en de Raad om, op basis van de ervaringen van verschillende lidstaten, regelingen uit te werken en in te voeren om ouderen die deze weg wensen in te slaan, te helpen en hun leven gemakkelijker te maken.

Brussel, 23 mei 2013

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Henri MALOSSE


(1)  PB C 48 van 15.2.2011, blz. 45.

(2)  PB C 68 van 6.3.2012, blz. 28. Intellectuele eigendomsrechten (IPR) moeten hun traditionele rol van aanjagers van innovatie en groei blijven vervullen.

(3)  http://www.f1inschools.com

(4)  http://eacea.ec.europa.eu/education/Eurydice/documents/thematic_reports/135EN.pdf

(5)  PB C 318 van 23.12.2009, blz. 22.

(6)  PB C 191 van 29.6.2012, blz. 24.

(7)  PB C 181 van 21.6.2012, blz. 125 en PB C 351 van 15.11.2012, blz. 45.


Top
OSZAR »