This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013AE2662
Opinion of the European Economic and Social Committee on the ‘Proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council establishing an Entry/Exit System (EES) to register entry and exit data of third country nationals crossing the external borders of the Member States of the European Union’ COM(2013) 95 final — 2013/0057 (COD), on the ‘Proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council amending Regulation (EC) No 562/2006 as regards the use of the Entry/Exit System (EES) and the Registered Traveller Programme (RTP)’ COM(2013) 96 final — 2013/0060 (COD), and on the ‘Proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council establishing a registered traveller programme’ COM(2013) 97 final — 2013/0059 (COD)
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een systeem voor in- en uitreis (EES) dat binnenkomst en vertrek vastlegt van onderdanen van derde landen die de buitengrens van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden (COM(2013) 95 final — 2013/0057 (COD)), over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP) (COM(2013) 96 final — 2013/0060 (COD)) en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers (COM(2013) 97 final — 2013/0059 (COD))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een systeem voor in- en uitreis (EES) dat binnenkomst en vertrek vastlegt van onderdanen van derde landen die de buitengrens van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden (COM(2013) 95 final — 2013/0057 (COD)), over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP) (COM(2013) 96 final — 2013/0060 (COD)) en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers (COM(2013) 97 final — 2013/0059 (COD))
PB C 271 van 19.9.2013, p. 97–100
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
19.9.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 271/97 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een systeem voor in- en uitreis (EES) dat binnenkomst en vertrek vastlegt van onderdanen van derde landen die de buitengrens van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden
(COM(2013) 95 final — 2013/0057 (COD)),
over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP)
(COM(2013) 96 final — 2013/0060 (COD))
en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers
(COM(2013) 97 final — 2013/0059 (COD))
2013/C 271/18
Algemeen rapporteur: Cristian PÎRVULESCU
Het Europees Parlement en de Raad hebben op 14 maart en 16 april 2013, resp. 27 maart 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een systeem voor in- en uitreis (EES) dat binnenkomst en vertrek vastlegt van onderdanen van derde landen die de buitengrens van de lidstaten van de Europese Unie overschrijden
COM(2013) 95 final - 2013/0057 (COD)
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 562/2006 in verband met het gebruik van het inreis-uitreissysteem (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP)
COM(2013) 96 final - 2013/0060 (COD)
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een programma voor geregistreerde reizigers
COM(2013) 97 final - 2013/0059 (COD).
Het bureau van het Comité heeft de afdeling Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap op 19 maart 2013 met de voorbereidende werkzaamheden belast.
Gezien de urgente aard van de werkzaamheden heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn op 22 en 23 mei 2013 gehouden 490e zitting (vergadering van 22 mei) besloten Cristian Pîrvulescu aan te wijzen als algemeen rapporteur, en heeft het met 125 stemmen vóór en 4 tegen, bij 3 onthoudingen, het volgende advies uitgebracht.
1. Inleiding
1.1 |
Dit wetgevingsvoorstel maakt deel uit van het pakket inzake de „volgende generatie grenscontroles”, een strategisch initiatief in het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2012. Volgens de Commissie vormt dit pakket een antwoord op twee belangrijke en onderling verbonden uitdagingen: „hoe kunnen de reizigersstromen en bewegingen van onderdanen van derde landen langs de buitengrenzen van het Schengengebied als geheel doeltreffend worden bewaakt […] en hoe kan ervoor worden gezorgd dat steeds meer regelmatige reizigers, […] die de grote meerderheid uitmaken van de personen die de grenzen overschrijden, op een snelle en eenvoudige manier de grenzen kunnen overschrijden”? |
1.2 |
In haar Mededeling van 13 februari 2008 getiteld „De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie” heeft de Commissie voorgesteld een inreis-uitreissysteem (entry/exit system, EES) te ontwikkelen. |
1.3 |
Dit voorstel werd opgenomen in het programma van Stockholm, dat de Europese Raad in december 2009 overeenkwam en waarin opnieuw werd gesteld dat een inreis-uitreissysteem de lidstaten de mogelijkheid zou bieden doeltreffend gegevens uit te wisselen en tegelijkertijd de bescherming van deze gegevens te garanderen. |
1.4 |
In de conclusies van de Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 werd gevraagd het tempo van de werkzaamheden op het vlak van slimme grenzen op te drijven. In reactie hierop heeft de Commissie op 25 oktober 2011 een nieuwe Mededeling goedgekeurd over de verschillende opties en de te volgen weg. |
1.5 |
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft een aantal adviezen opgesteld die van belang zijn voor de tenuitvoerlegging van beide complementaire systemen (1). In deze adviezen benadrukt dat de afspraken en instrumenten van de EU inzake de aanpak van de problemen die met de toenemende grensoverschrijdende mobiliteit gepaard gaan, een zekere meerwaarde bieden. De EU speelt een belangrijke rol en heeft een grote verantwoordelijkheid bij het verzekeren van coördinatie tussen de lidstaten. Gelet op de recente uitdagingen rond mobiliteit en migratie heeft het EESC gepleit voor proportionaliteit en efficiency. Bij het ontwerpen en ten uitvoer leggen van beleid en programma's is het zijns inziens absoluut zaak de bescherming van de grondrechten te waarborgen. |
2. Algemene opmerkingen
2.1 |
Er wordt verwacht dat de mobiliteit over de EU-grenzen heen zal toenemen. Daarom moet er vaart worden gezet achter de inspanningen om betrouwbare en doeltreffende systemen voor grensbeheer en -controle op te zetten. |
2.2 |
Het EESC verwelkomt de onderliggende benadering van het slimmegrenzenpakket, die erop gericht is het juiste evenwicht te vinden tussen enerzijds het vereiste mobiliteit aan te moedigen en anderzijds de noodzaak tegemoet te komen aan de veiligheidsverzuchtingen die de jongste jaren overal in de EU de kop lijken op te steken. |
2.3 |
Het EESC erkent de toegevoegde waarde van engagementen, beheer en investeringen op EU-niveau en drukt de hoop uit dat de lidstaten hun inspanningen onderling zullen coördineren om te garanderen dat de geplande programma's met succes ten uitvoer worden gelegd. |
2.4 |
Het EESC wenst te benadrukken dat de identiteit van de Europese Unie expliciet en impliciet verbonden is met openheid en onderlinge verwevenheid, niet enkel binnen haar grenzen maar ook erbuiten. De EU vormt een levendige culturele, maatschappelijke, politieke en economische ruimte, en grensoverschrijdende mobiliteit is van groot belang om op wereldvlak een vooraanstaande rol te blijven spelen. Dit dient door de EU-instellingen en -lidstaten voor ogen te worden gehouden: de nieuwe systemen mogen geen afbreuk doen aan de reizen van onderdanen van derde landen naar de EU, of aan hun bereidheid deze reizen te ondernemen. |
2.5 |
Daarnaast moet er veel aandacht uitgaan naar de publieke perceptie van de twee systemen en hun functioneren; de desbetreffende regels dienen terdege aan onderdanen van derde landen te worden uitgelegd. De EU en de lidstaten moeten in gesprek treden met overheden in derde landen om ervoor te zorgen dat kandidaat-reizigers toegang krijgen tot informatie en ondersteuning, met name wat hun rechten betreft. Voor de „communicatie” van het pakket moeten voldoende financiële middelen uitgetrokken worden. |
2.6 |
Het EESC verzoekt alle betrokken spelers en instellingen om bij de verdere ontwikkeling en tenuitvoerlegging van beide systemen rekening te houden met de grondrechten. Hoewel de systemen eerder technisch van aard zijn, hebben ze een aanzienlijke weerslag op de grondrechten en vrijheden van individuen / alle onderdanen van derde landen die naar de EU reizen. Het EESC is ingenomen met de aandacht voor vraagstukken m.b.t. de bescherming en vertrouwelijkheid van gegevens en hoopt dat de bescherming van alle grondrechten in kwestie op voldoende aandacht en degelijke monitoring kan rekenen. |
2.7 |
Lidstaten kennen aanzienlijk verschillende institutionele kaders en mogelijkheden, en sommige lidstaten leggen hun eigen versie van de twee systemen ten uitvoer. Een grootschalige omschakeling waarbij talrijke instellingen en personen betrokken zijn, is een hele uitdaging, die zelfs riskant kan zijn. De instellingen moeten ervoor zorgen dat reizigers op geen enkele manier door de overgang worden getroffen. |
2.8 |
Gelet op eerdere ervaringen wil het EESC ook wijzen op de problematiek van kosten en hun raming. Aangezien de betrokken systemen zoals bekend een hoog prijskaartje hebben, moet ervoor worden gezorgd dat de uitgaven op een evenredige en doeltreffende manier gebeuren. Bovendien moeten de initiële ramingen zo nauwkeurig mogelijk zijn. |
2.9 |
Er zou grondiger moeten worden nagedacht over differentiëring tussen reizigers, een essentieel onderdeel van het beleidsprogramma inzake „slimme grenzen”. Differentiëring zou in de praktijk tot een soort discriminatie kunnen leiden. De toegang tot het programma voor geregistreerde reizigers (RTP) zal afhangen van status, inkomen, talenkennis en opleiding. Dit risico kan worden beperkt als de betrokken overheden een volledig overzicht opstellen van alle soorten toegelaten activiteiten en lidmaatschappen van kandidaat-reizigers. |
2.10 |
Het EESC wijst op het gebrek aan relevante, specifieke gegevens over mobiliteit. Los van het feit dat er geen nauwkeurige gegevens beschikbaar zijn over reizigers voor een kort verblijf die de toegestane verblijfsduur overschrijden, ontbreekt het aan kwalitatieve gegevens die dit fenomeen kunnen helpen verklaren. Het beleid mag niet louter worden gebaseerd op de kwantitatieve gegevens die moeten worden verzameld als de systemen in voege zijn getreden. Er zijn meer middelen nodig om het gebruik en misbruik van het huidige systeem te onderzoeken. |
2.11 |
Het EESC verzoekt de EU en de lidstaten om voldoende aandacht te schenken aan de opleiding van personeel dat rechtstreeks met reizigers in contact komt, in het bijzonder consulaire beambten en grensbeambten. Deze mensen zouden erg goed moeten worden opgeleid, zodat ze in staat zijn om reizigers bij te staan in procedures die technisch gezien ingewikkeld zijn en psychologisch gevoelig liggen. |
2.12 |
Het verzamelen van biometrische gegevens biedt zeker voordelen, maar het werken met vingerafdrukken heeft een weerslag op regelmatige en niet-regelmatige reizigers. Psychologisch doet dit afbreuk aan de zin in reizen en, meer algemeen, aan de verhouding tussen het individu en de ontvangende samenleving. Bovendien wordt het verzamelen van vingerafdrukken traditioneel in verband gebracht met criminele activiteiten en politieoptreden. Het EESC zou graag zien dat het verzamelen van biometrische gegevens binnen de twee programma's verder wordt onderzocht en dat wordt nagegaan hoe de negatieve gevolgen ervan kunnen worden beperkt. |
3. Specifieke opmerkingen
3.1 |
Het recht op informatie dient concreet gestalte te worden gegeven, zeker wanneer persoonlijke gegevens worden gebruikt. Onderdanen van derde landen moeten bewust worden gemaakt van hun rechten. In sommige situaties kunnen taalbarrières er mee voor zorgen dat van dit recht geen doeltreffend gebruik kan worden gemaakt. Bestaande en toekomstige gegevensbanken op het vlak van justitie en binnenlandse zaken (JBZ) zouden automatisch het non-discriminatiebeginsel in acht moeten nemen. Dit hangt nauw samen met het respecteren van de beginselen inzake gegevensbescherming (recht op informatie, daadwerkelijke verhaalmogelijkheden en individuele toestemming tot het gebruik van gegevens) t.a.v. onderdanen van derde landen, waarbij bijzondere aandacht moet worden besteed aan kwetsbare groepen van onderdanen van derde landen waarvan gegevens worden verzameld. |
3.2 |
Er moet een nauwkeuriger beeld worden geschetst van JBZ-gegevensbanken en -informatiesystemen. De Commissie zou regelmatig, indien mogelijk jaarlijks, een geconsolideerd monitoringverslag moeten voorleggen over de activiteiten van alle systemen waarin gegevens en informatie op het vlak van JBZ worden uitgewisseld. Daarbij zou moeten worden aangegeven welke informatie wordt uitgewisseld en waarom. |
3.3 |
De EU dient de nationale regeringen aan te moedigen om voldoende ondersteuning te verlenen aan de instellingen die als verantwoordelijken voor de EES-monitoring en het EES-toezicht zijn aangeduid. |
3.4 |
Inzake de RTP-toegang verwelkomt het EESC de geleidelijke overstap van een landspecifieke naar een individuele benadering. Hierbij zou een gesprek met de kandidaat de regel moeten zijn, zeker in situaties waarin extra verduidelijkingen nodig zijn. Het EESC wijst ook op de logica achter profiling (het geautomatiseerd nemen van beslissingen) en datamining m.b.t. JBZ-gegevensbanken en slimme grenzen: het mogelijke gebruik van ras, etniciteit of andere gevoelige criteria als een basis voor statistische gegevensbewaking kan moeilijk worden verenigd met non-discriminatie beginselen, secundaire wetgeving en verplichtingen inzake grondrechten. |
3.5 |
Het EESC pleit voor een meer inclusieve definitie van frequente reizigers, waarbij alle culturele, economische en maatschappelijke activiteiten in aanmerking komen. Het moedigt de lidstaten ook aan ten volle rekening te houden met de diversiteit van het maatschappelijke leven. Vermeden moet worden dat één bepaalde sociale of beroepsgroep een voorkeursbehandeling krijgt. |
3.6 |
Onderdanen uit derde landen kunnen op het consulaat, in gemeenschappelijke aanvraagcentra en aan elke grensovergang vragen in het RTP te worden opgenomen. Dit is voor de aanvrager handig, maar op beheersvlak geen sinecure. Alle betrokken personeelsleden moeten worden geïnformeerd en dienen terdege te worden opgeleid in de werking van het systeem. |
3.7 |
De procedure waarbij een bewijs van garantstelling en/of particuliere huisvesting moet worden overlegd, kan nogal wat rompslomp veroorzaken. Wordt hieraan toch vastgehouden, dan zou er op zijn minst in de volledige EU een minimaal standaardformaat moeten worden gebruikt. Dit zal lidstaten ervan weerhouden het bewijs als een afschrikmiddel te gebruiken. |
3.8 |
Principieel gezien zou het verstrekken van ondersteunende documenten, die voor de RTP-aanvraag vereist zijn, niet mogen leiden tot onnodige en buitensporige kosten voor de betrokken aanvrager en organisaties. In de tussentijdse evaluaties moet worden berekend welke kosten de individuele aanvragers en ondersteunende organisaties moeten dragen. |
3.9 |
Wat de periode betreft waarin de betrokken overheden een beslissing moeten nemen, raadt het EESC aan een maximum van 25 dagen in te voeren, al moeten overheden worden aangemoedigd zo snel mogelijk te besluiten. |
3.10 |
De criteria om een RTP-aanvraag te weigeren dienen te worden gepreciseerd. Het is niet duidelijk op basis waarvan de bedreiging van de openbare orde, de binnenlandse veiligheid en de volksgezondheid worden beoordeeld, wat de deur openzet voor arbitraire beslissingen. De beoordeling gebeurt door duizenden individuen die een erg verschillende achtergrond en opleiding hebben en niet beschikken over dezelfde mate van informatie over de reiziger, zijn/haar activiteiten en thuisland. Bovendien vallen vragen te stellen bij de bedreiging voor de internationale betrekkingen van één van de lidstaten als weigeringsgrond. |
3.11 |
Het is erg belangrijk dat niet-toegelaten aanvragers (na een onontvankelijke of afgewezen aanvraag) daadwerkelijk in beroep kunnen gaan tegen deze beslissing. Het EESC spoort de Commissie en de lidstaten aan om individuen te steunen die van dit verhaalrecht gebruik willen maken. |
Brussel, 22 mei 2013
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
Henri MALOSSE
(1) PB C 88 van 11.4.2006, blz. 37–40, PB C 128 van 18.5.2010, blz. 29–35, PB C 128 van 18.5.2010, blz. 80–88, PB C 376 van 22.12.2011, blz. 74–80, PB C 299 van 4.10.2012, blz. 108–114.